Woest maar ook jankerig stamp ik door de hal van het Centraal Station. Die gast was echt zo lomp! Tien minuten geleden stond ik gewoon bij de tramhalte. Toen waren er twee medelandse jongens aangekomen, waarvan er één zei dat ik best naast ‘m op het bankje kon gaan zitten.
“Ehm nee, ik blijf wel staan,” zei ik. Het bankje was namelijk kletsnat van de regen. Toen begon die gast me toch uit te schelden! Z’n woordkeuze varieerde van k*****wijf tot h**r. Ik schrok zo dat ik niks terug wist te zeggen... Vandaar dat ik nu zowel kwaad als jankerig door CS loop. Gelukkig kom ik bij de metro m’n studiegenootje J. tegen. “Je had iets bitchy terug moeten zeggen,” zegt ze. “Ja, maar daar ben ik echt heel slecht in… Als ik nou maar beter bitchen kon!”
Dat ik nooit lomp terug kan doen komt door al die lieve, gristeluke mensen in m’n leven. Die hebben ervoor gezorgd dat ik ben zoals ik ben. Om te beginnen: mijn ouders. Zij werken allebei in de zorg. Als m’n zusje en ik elkaar als kleutertjes in de haartjes vlogen grepen onze ouders ons iedere keer in het nekvel. En ze besloten op een gegeven moment dat m’n zusje en ik een tiende van onze berg knuffels aan “kindertjes in Roemenië” moesten geven. We mochten zelf uitkiezen welke. Maar natuurlijk niet de alleroudste. Nee, het moesten goede knuffels zijn. Een nieuwe zondvloed aan tranen. En dan het verhuizen. Dan woon je plotsklaps op een zeer slechte dag in een wildvreemd huis dat nog niet thuis is. Heb je op school alleen maar wildvreemde kinderen om je heen. Nee, bitchen leer je daar niet van.
Of mevrouw D., mijn mentor op een fijne gristeluke school. Superlief mens. Veels te lief. Met alles kon je bij haar terecht. Ze vroeg altijd hoe het ging. De eerste dag had ik geen flauw idee hoe ik naar het station moest lopen. Mevrouw D. vroeg een paar meisjes of ik met hen mee mocht lopen. Natuurlijk luisterde niemand naar haar, want ’t was de middelbare school. Nee, daarvan leer je ook niet hoe je bitchen moet.
M’n beste vriendin. En m’n oma. M’n baas uit de tijd dat ik nog in een boekhandel werkte. Allemaal heel lief, aardig, beschaafd, gristeluk. Ze waren een hoop dingen, maar niet bitchy. Maar dan word je (kaboem!) van ’t naïeve, lieve cultuurtje in de echte wereld gedropt. Hup, het nest uit! Flapperen met die vleugels! Dan moet je je opeens verweren (zwaait rond met een paars kinderparapluutje van de Hema). En dan denk je opeens: “Waah, was ik maar lomp!”
Dus wereld, kijk maar uit! Ik ga op een cursus bitchen voor beginners! En dan ben ik niet eens alleen weerbaar. Nee, dan ben ik ronduit gevaarlijk! Voortaan ben ik zelfs bij de aller-, allerliefste mensen, alleen maar bitchy en lomp! Dat gaat helemaal werken! Toch?
“Ehm nee, ik blijf wel staan,” zei ik. Het bankje was namelijk kletsnat van de regen. Toen begon die gast me toch uit te schelden! Z’n woordkeuze varieerde van k*****wijf tot h**r. Ik schrok zo dat ik niks terug wist te zeggen... Vandaar dat ik nu zowel kwaad als jankerig door CS loop. Gelukkig kom ik bij de metro m’n studiegenootje J. tegen. “Je had iets bitchy terug moeten zeggen,” zegt ze. “Ja, maar daar ben ik echt heel slecht in… Als ik nou maar beter bitchen kon!”
Dat ik nooit lomp terug kan doen komt door al die lieve, gristeluke mensen in m’n leven. Die hebben ervoor gezorgd dat ik ben zoals ik ben. Om te beginnen: mijn ouders. Zij werken allebei in de zorg. Als m’n zusje en ik elkaar als kleutertjes in de haartjes vlogen grepen onze ouders ons iedere keer in het nekvel. En ze besloten op een gegeven moment dat m’n zusje en ik een tiende van onze berg knuffels aan “kindertjes in Roemenië” moesten geven. We mochten zelf uitkiezen welke. Maar natuurlijk niet de alleroudste. Nee, het moesten goede knuffels zijn. Een nieuwe zondvloed aan tranen. En dan het verhuizen. Dan woon je plotsklaps op een zeer slechte dag in een wildvreemd huis dat nog niet thuis is. Heb je op school alleen maar wildvreemde kinderen om je heen. Nee, bitchen leer je daar niet van.
Of mevrouw D., mijn mentor op een fijne gristeluke school. Superlief mens. Veels te lief. Met alles kon je bij haar terecht. Ze vroeg altijd hoe het ging. De eerste dag had ik geen flauw idee hoe ik naar het station moest lopen. Mevrouw D. vroeg een paar meisjes of ik met hen mee mocht lopen. Natuurlijk luisterde niemand naar haar, want ’t was de middelbare school. Nee, daarvan leer je ook niet hoe je bitchen moet.
M’n beste vriendin. En m’n oma. M’n baas uit de tijd dat ik nog in een boekhandel werkte. Allemaal heel lief, aardig, beschaafd, gristeluk. Ze waren een hoop dingen, maar niet bitchy. Maar dan word je (kaboem!) van ’t naïeve, lieve cultuurtje in de echte wereld gedropt. Hup, het nest uit! Flapperen met die vleugels! Dan moet je je opeens verweren (zwaait rond met een paars kinderparapluutje van de Hema). En dan denk je opeens: “Waah, was ik maar lomp!”
Dus wereld, kijk maar uit! Ik ga op een cursus bitchen voor beginners! En dan ben ik niet eens alleen weerbaar. Nee, dan ben ik ronduit gevaarlijk! Voortaan ben ik zelfs bij de aller-, allerliefste mensen, alleen maar bitchy en lomp! Dat gaat helemaal werken! Toch?
Log in om te reageren.