Ik keek een beetje waterig in de ogen van een opgeschoten puber, die waarschijnlijk net de carrièremove van de eeuw had gemaakt. Geen krantenwijk meer, maar persoonlijk contact, dat had hem wel wat geleken. En nu stond hij hier, op mijn stoep, voor mijn huis, in mijn straat.
Of hij wat mocht vertellen over het Astmafonds. Als ik daarom had gevraagd had ik hem een kop koffie aangeboden, maar in dit geval kon ik me niet herinneren ook maar enig antwoordformulier te hebben ingevuld waarin stond dat een 16-jarige puistenkop mij aan huis, wegwijs mocht komen maken in de wereld van Astma.
Het grote voordeel van het Kankerfonds, Aidsfonds, Reumafonds of welk ander fonds dan ook dat vrijwilligers met een collectebus de straat op stuurt is dat ze meestal een vaste week in het jaar hebben dat er gecollecteerd wordt. Meestal netjes vooraf aangekondigd in een reclamespot op televisie. Dat was al jaren hetzelfde, en tot voor kort was het dan ook standaard zo dat wanneer de bel ging op een tijdstip dat ik niemand verwachtte, dit doorgaans een collectant was of hooguit een pizzabezorger, en dat was prima.
Dat er callcenters zijn, die je opbellen, op een tijdstip dat het je niet uitkomt, meestal onder werktijd of tijdens het eten, die je dan moet vragen om op een ander tijdstip terug te bellen, om vervolgens de dag erna op exact hetzelfde tijdstip weer aan de lijn te hangen, dat went zo langzamerhand ook wel. Maar callcentermedewerkers zijn makkelijk af te poeieren. Als ze de hint niet begrijpen dan is er altijd nog de verbinding verbreken knop. Of de keuze om een onbekend nummer niet op te pakken. Ik heb verder toch geen vrienden die met nummer onbekend bellen. Doen ze dat wel dan is dat op z’n zachtst gezegd niet zo slim. Vooral niet rond etenstijd.
Dat je inmiddels slalommend als een volleerde Alberto Tomba door de winkelstraat heen moet omdat er hordes krantenverkopers en (volgens eigen zeggen) goede doelen je een rustige winkelmiddag beletten, dat weet ik inmiddels ook. In het verleden had ik nog wel eens een goed argument klaar, maar ‘geen tijd’ blijkt nog altijd het beste te werken, hoe onwaar soms ook. Al blijft het bij Telegraafmedewerkers leuk om te zeggen dat ik liever een kwaliteitskrant lees.
De neiging om zo’n winkelstraatterrorist eens tegen de vlakte te slaan is soms moeilijk te onderdrukken, vooral als ze een fatsoenlijke doorgang beletten of door blijven zeuren. De gedachte dat de straat van iedereen is belet me vaak van zulke wanordelijkheden. Evenals het feit dat het vaak mooie meiden betreft die vast op een callcenter geen gebruik van hun looks konden maken, en daarom maar straatverkoper zijn geworden.
Waar ik nog niet aan kan wennen is dat ze nu ook aan de deur komen. De Nuon, de Eneco, en het Astmafonds. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Als ze geen 300 euro per stuk hadden gekost zouden ze hun schoen nog tussen de deur zetten wanneer je aangeeft niet van dit soort verkooppraktijken gediend te zijn. Consumeren, nu ook aan huis. Ik wacht op het eerste bedrijf of goede doel dat ontdekt dat zondagmiddag wel ideaal is omdat dan iedereen thuis zit.
Ik blafte de puber aan de deur iets toe dat hij maar beter weer kranten kon bezorgen, of ongeadresseerd foldermateriaal desnoods, waarvan ik zelf nog kon beslissen of ik het wilde lezen, en gooide vervolgens de deur net iets harder dan fatsoenlijk is dicht.
Dat ik ooit nog eens zou terugverlangen naar een gewone Jehova’s getuige…
Of hij wat mocht vertellen over het Astmafonds. Als ik daarom had gevraagd had ik hem een kop koffie aangeboden, maar in dit geval kon ik me niet herinneren ook maar enig antwoordformulier te hebben ingevuld waarin stond dat een 16-jarige puistenkop mij aan huis, wegwijs mocht komen maken in de wereld van Astma.
Het grote voordeel van het Kankerfonds, Aidsfonds, Reumafonds of welk ander fonds dan ook dat vrijwilligers met een collectebus de straat op stuurt is dat ze meestal een vaste week in het jaar hebben dat er gecollecteerd wordt. Meestal netjes vooraf aangekondigd in een reclamespot op televisie. Dat was al jaren hetzelfde, en tot voor kort was het dan ook standaard zo dat wanneer de bel ging op een tijdstip dat ik niemand verwachtte, dit doorgaans een collectant was of hooguit een pizzabezorger, en dat was prima.
Dat er callcenters zijn, die je opbellen, op een tijdstip dat het je niet uitkomt, meestal onder werktijd of tijdens het eten, die je dan moet vragen om op een ander tijdstip terug te bellen, om vervolgens de dag erna op exact hetzelfde tijdstip weer aan de lijn te hangen, dat went zo langzamerhand ook wel. Maar callcentermedewerkers zijn makkelijk af te poeieren. Als ze de hint niet begrijpen dan is er altijd nog de verbinding verbreken knop. Of de keuze om een onbekend nummer niet op te pakken. Ik heb verder toch geen vrienden die met nummer onbekend bellen. Doen ze dat wel dan is dat op z’n zachtst gezegd niet zo slim. Vooral niet rond etenstijd.
Dat je inmiddels slalommend als een volleerde Alberto Tomba door de winkelstraat heen moet omdat er hordes krantenverkopers en (volgens eigen zeggen) goede doelen je een rustige winkelmiddag beletten, dat weet ik inmiddels ook. In het verleden had ik nog wel eens een goed argument klaar, maar ‘geen tijd’ blijkt nog altijd het beste te werken, hoe onwaar soms ook. Al blijft het bij Telegraafmedewerkers leuk om te zeggen dat ik liever een kwaliteitskrant lees.
De neiging om zo’n winkelstraatterrorist eens tegen de vlakte te slaan is soms moeilijk te onderdrukken, vooral als ze een fatsoenlijke doorgang beletten of door blijven zeuren. De gedachte dat de straat van iedereen is belet me vaak van zulke wanordelijkheden. Evenals het feit dat het vaak mooie meiden betreft die vast op een callcenter geen gebruik van hun looks konden maken, en daarom maar straatverkoper zijn geworden.
Waar ik nog niet aan kan wennen is dat ze nu ook aan de deur komen. De Nuon, de Eneco, en het Astmafonds. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Als ze geen 300 euro per stuk hadden gekost zouden ze hun schoen nog tussen de deur zetten wanneer je aangeeft niet van dit soort verkooppraktijken gediend te zijn. Consumeren, nu ook aan huis. Ik wacht op het eerste bedrijf of goede doel dat ontdekt dat zondagmiddag wel ideaal is omdat dan iedereen thuis zit.
Ik blafte de puber aan de deur iets toe dat hij maar beter weer kranten kon bezorgen, of ongeadresseerd foldermateriaal desnoods, waarvan ik zelf nog kon beslissen of ik het wilde lezen, en gooide vervolgens de deur net iets harder dan fatsoenlijk is dicht.
Dat ik ooit nog eens zou terugverlangen naar een gewone Jehova’s getuige…
Log in om te reageren.