Ik heb er een dagtaak aan. Knipogen. De meeste mensen bluffen zich door het leven heen, ik doe dat knipogend. Sommigen mensen zitten niet op mijn knipogen te wachten, maar dat zijn mensen die nergens meer op zitten te wachten. Ja, misschien op de dood. Maar de dood knipoogt dan ook niet. De dood kijkt je strak aan om daarna al het leven uit je te zuigen.
Soms knipoog ik midden in de nacht naar mezelf. Ik kijk dan naar mijn dikke ogen in de spiegel en knipoog. Sommige mensen zeggen dat ik gek aan het worden ben. Maar dat klopt niet. Ik ben een prima jongen. Ik heb mooie ogen. Ik wandel door dit lage land als een jonge god. Ik verwelkom mezelf in elke kroeg en op elk feestje. Ik praat niet veel, maar met mijn ogen communiceer ik. Het is de taal van de liefde. Het is een universele taal. Veel universeler dan die belabberde Engelse taal. Die vieze taal waar een knipoog een wink of blink wordt. Een land waar worstjes het ontbijt bepalen. Dat is geen land om in te wonen. Of zoals mijn Oom Frank altijd zei: “Van Engeland krijg je hangtieten, kijk maar, kijk maar”. Hij wees dan altijd naar de pubs waar grote vrouwen, grote glazen bier zaten te drinken.
Ik weet niet wanneer ik begonnen ben met knipogen. Ik had vroeger vaak ontstoken ogen. Misschien is het allemaal wel met die ontstoken ogen begonnen. Het turen door je wimpers terwijl de slijmdraden je ogen smeltend gesloten houden. Dan kan je niet meer dan knipogen. Dan moet je wel. Toch is het niet een hele plausibele verklaring voor mijn knipogen. Ik had vroeger namelijk ook veel puistjes en altijd jeuk aan mijn geslachtsdeel. Ik had dan ook een dagtaak aan het krabben. Maar tegenwoordig krab ik bijna nooit meer. Alleen heel soms nog als ik niet kan knipogen omdat ik achter ze zit. Dan krab ik de vrouwen op hun rug, al kun je dat geen krabben noemen, eerder kriebelen.
Natuurlijk gaat het wat ver als je toch zeker vijfhonderd keer per dag een knipoog loslaat op de mensheid. Tel daar mijn knipogen richting lantaarnpalen, dieren en mezelf bij op en je komt al gauw aan de duizend knipogen per dag. Mijn vriendin vindt het niet gezond. Ik vind haar bemoeizucht niet gezond en zo hebben we allemaal onze ongezonde dingen.
Laatst heb ik mezelf in slaap geknipoogd. Dat was hemels. Ik knipoogde dan weer met links en dan weer met rechts, en langzaam zakte ik weg. Ik denk de laatste tijd dat dat misschien mijn ultieme einde als knipoogkampioen moet worden. Twee lampen, een enorme snelheid en dan een laatste knipoog. Zie het als een overwinning op de man die je strak aankijkt en het leven uit je zuigt. Zoiets.
Soms knipoog ik midden in de nacht naar mezelf. Ik kijk dan naar mijn dikke ogen in de spiegel en knipoog. Sommige mensen zeggen dat ik gek aan het worden ben. Maar dat klopt niet. Ik ben een prima jongen. Ik heb mooie ogen. Ik wandel door dit lage land als een jonge god. Ik verwelkom mezelf in elke kroeg en op elk feestje. Ik praat niet veel, maar met mijn ogen communiceer ik. Het is de taal van de liefde. Het is een universele taal. Veel universeler dan die belabberde Engelse taal. Die vieze taal waar een knipoog een wink of blink wordt. Een land waar worstjes het ontbijt bepalen. Dat is geen land om in te wonen. Of zoals mijn Oom Frank altijd zei: “Van Engeland krijg je hangtieten, kijk maar, kijk maar”. Hij wees dan altijd naar de pubs waar grote vrouwen, grote glazen bier zaten te drinken.
Ik weet niet wanneer ik begonnen ben met knipogen. Ik had vroeger vaak ontstoken ogen. Misschien is het allemaal wel met die ontstoken ogen begonnen. Het turen door je wimpers terwijl de slijmdraden je ogen smeltend gesloten houden. Dan kan je niet meer dan knipogen. Dan moet je wel. Toch is het niet een hele plausibele verklaring voor mijn knipogen. Ik had vroeger namelijk ook veel puistjes en altijd jeuk aan mijn geslachtsdeel. Ik had dan ook een dagtaak aan het krabben. Maar tegenwoordig krab ik bijna nooit meer. Alleen heel soms nog als ik niet kan knipogen omdat ik achter ze zit. Dan krab ik de vrouwen op hun rug, al kun je dat geen krabben noemen, eerder kriebelen.
Natuurlijk gaat het wat ver als je toch zeker vijfhonderd keer per dag een knipoog loslaat op de mensheid. Tel daar mijn knipogen richting lantaarnpalen, dieren en mezelf bij op en je komt al gauw aan de duizend knipogen per dag. Mijn vriendin vindt het niet gezond. Ik vind haar bemoeizucht niet gezond en zo hebben we allemaal onze ongezonde dingen.
Laatst heb ik mezelf in slaap geknipoogd. Dat was hemels. Ik knipoogde dan weer met links en dan weer met rechts, en langzaam zakte ik weg. Ik denk de laatste tijd dat dat misschien mijn ultieme einde als knipoogkampioen moet worden. Twee lampen, een enorme snelheid en dan een laatste knipoog. Zie het als een overwinning op de man die je strak aankijkt en het leven uit je zuigt. Zoiets.
Log in om te reageren.