Twee weken geleden kwam ik jou tegen. Je schreeuwde op een sombere dag naar me dat heel de wereld verging. Dat ik zelf in rap tempo aan het aftakelen was wist ik, maar dat de wereld daar vrolijk aan meedeed was nieuw voor mij. Ik moest al mijn spullen verkopen, zei je.
Mijn spullen verkopen, ik had nog nooit iets verkocht. Ja, een postzegelalbum en een kapotte televisie op Koninginnedag, maar dat mag geen naam hebben. Ze wilde wel helpen met het verkopen van mijn spullen. “Er moeten overal stickers met prijzen op komen!” schreeuwde ze enthousiast. Inmiddels stonden we midden in mijn woonkamer en kreeg mijn bank een sticker met het getal 25 opgeplakt en mijn geliefde salontafel moest het met een tientje doen.
Later die middag zaten we met een kan ranja en twee rietjes voor mijn huis mijn hele inboedel te verkopen. Het verkopen ging mij goed af. Toen de overbuurman mijn laptop voor dertig euro overnam hadden we alleen een porseleinen vaas nog over. “Kapot gooien!”, zei ze. Ik twijfelde geen moment, wie de wereld ziet vergaan geeft niet om een vaas meer of minder.
1450 Euro hadden we opgehaald. Dat mijn inboedel weinig tot niks voorstelde had ik wel uit allerlei woonmagazines begrepen, maar dat het zo weinig opbracht was toch even slikken. Ze borg het geld goed op in haar achterzak. “Door de ranja moet ik plassen.” Ze zei het heel verontschuldigend, alsof je ontlasting kwijt raken een zonde is, iets wat de wereld niet mag weten.
In mijn huis kon ze niet meer plassen. De toiletpot had ik verkocht aan de buurvrouw. Voor twee euro nam ze hem mee. Ze ging de pot in de tuin plaatsen en er dan bloemen in zetten. Heel de vreselijke goorheid van mijn bestaan zat in die toiletpot. Straks staat hij potsierlijk bij haar in de tuin. Als het einde van de wereld nog niet begonnen was, dan zou het einde van de wereld bij mijn buurvrouw in de tuin kunnen ontstaan. Mijn vuile toiletpot als basis van een Apocalyps.
Ze ging een kroeg opzoeken om te plassen, om daarna weer naar mij terug te keren. Maar ik heb haar niet meer gezien. Het is nu een maand geleden dat we samen mijn spullen verkochten en de wereld bestaat nog steeds. Weliswaar is de wereld aan het sterven, maar wie sterft is nog niet dood. Sterven leidt soms nog tot stuiptrekkingen die alles kunnen verwoesten of goed maken.
Het klinkt hol in mijn huiskamer. De bloemen in de toiletpot van mijn buurvrouw doen het goed. Ik zit op een halfleeg kratje bier en een Italiaanse dame zit boven, opgesloten in de bezemkast. Ze belde een paar dagen geleden paniekerig aan. Er zat een huurmoordenaar achter haar aan en ze zocht een schuilplaats. Ik had veel mensen in mijn leven achter mij aan gehad, mijn ouders, vertegenwoordigers en een man die ik ooit eens een kapotte televisie verkocht had, maar een huurmoordenaar, nee. Ik heb haar in de bezemkast gestopt en geef haar een keer per dag een handje pinda’s. Dat lijkt me genoeg voedsel. Wie in de loop van een geweer heeft gekeken heeft geen honger.
Na twee dagen vond ze het genoeg geweest en wilde ze eruit, naar buiten. Als ze hysterisch schreeuwt dat het ” nu genoeg is geweest” geef ik haar een glas water om daarna snel de bezemkast weer op slot te doen. Soms luister ik naar haar als ze slaapt. Dan druk ik een glas op de deur en hoor ik ademen en ijlen over een dochter die haar nodig heeft. Ik heb net nog even bij haar gekeken. Haar ogen zijn rooddoorlopen, ze is verzwakt zegt ze. Dat is een goed teken, nog een paar weken en dan kan ik haar wikkelen in maagdelijk wit linnen. Ik raak haar niet meer kwijt, deze vrouw. Het zaaltje voor de receptie is al geregeld en een ding beloof ik, ik beloof het jullie allemaal, op mijn bruiloft komt de hele onderwereld dansen.
Mijn spullen verkopen, ik had nog nooit iets verkocht. Ja, een postzegelalbum en een kapotte televisie op Koninginnedag, maar dat mag geen naam hebben. Ze wilde wel helpen met het verkopen van mijn spullen. “Er moeten overal stickers met prijzen op komen!” schreeuwde ze enthousiast. Inmiddels stonden we midden in mijn woonkamer en kreeg mijn bank een sticker met het getal 25 opgeplakt en mijn geliefde salontafel moest het met een tientje doen.
Later die middag zaten we met een kan ranja en twee rietjes voor mijn huis mijn hele inboedel te verkopen. Het verkopen ging mij goed af. Toen de overbuurman mijn laptop voor dertig euro overnam hadden we alleen een porseleinen vaas nog over. “Kapot gooien!”, zei ze. Ik twijfelde geen moment, wie de wereld ziet vergaan geeft niet om een vaas meer of minder.
1450 Euro hadden we opgehaald. Dat mijn inboedel weinig tot niks voorstelde had ik wel uit allerlei woonmagazines begrepen, maar dat het zo weinig opbracht was toch even slikken. Ze borg het geld goed op in haar achterzak. “Door de ranja moet ik plassen.” Ze zei het heel verontschuldigend, alsof je ontlasting kwijt raken een zonde is, iets wat de wereld niet mag weten.
In mijn huis kon ze niet meer plassen. De toiletpot had ik verkocht aan de buurvrouw. Voor twee euro nam ze hem mee. Ze ging de pot in de tuin plaatsen en er dan bloemen in zetten. Heel de vreselijke goorheid van mijn bestaan zat in die toiletpot. Straks staat hij potsierlijk bij haar in de tuin. Als het einde van de wereld nog niet begonnen was, dan zou het einde van de wereld bij mijn buurvrouw in de tuin kunnen ontstaan. Mijn vuile toiletpot als basis van een Apocalyps.
Ze ging een kroeg opzoeken om te plassen, om daarna weer naar mij terug te keren. Maar ik heb haar niet meer gezien. Het is nu een maand geleden dat we samen mijn spullen verkochten en de wereld bestaat nog steeds. Weliswaar is de wereld aan het sterven, maar wie sterft is nog niet dood. Sterven leidt soms nog tot stuiptrekkingen die alles kunnen verwoesten of goed maken.
Het klinkt hol in mijn huiskamer. De bloemen in de toiletpot van mijn buurvrouw doen het goed. Ik zit op een halfleeg kratje bier en een Italiaanse dame zit boven, opgesloten in de bezemkast. Ze belde een paar dagen geleden paniekerig aan. Er zat een huurmoordenaar achter haar aan en ze zocht een schuilplaats. Ik had veel mensen in mijn leven achter mij aan gehad, mijn ouders, vertegenwoordigers en een man die ik ooit eens een kapotte televisie verkocht had, maar een huurmoordenaar, nee. Ik heb haar in de bezemkast gestopt en geef haar een keer per dag een handje pinda’s. Dat lijkt me genoeg voedsel. Wie in de loop van een geweer heeft gekeken heeft geen honger.
Na twee dagen vond ze het genoeg geweest en wilde ze eruit, naar buiten. Als ze hysterisch schreeuwt dat het ” nu genoeg is geweest” geef ik haar een glas water om daarna snel de bezemkast weer op slot te doen. Soms luister ik naar haar als ze slaapt. Dan druk ik een glas op de deur en hoor ik ademen en ijlen over een dochter die haar nodig heeft. Ik heb net nog even bij haar gekeken. Haar ogen zijn rooddoorlopen, ze is verzwakt zegt ze. Dat is een goed teken, nog een paar weken en dan kan ik haar wikkelen in maagdelijk wit linnen. Ik raak haar niet meer kwijt, deze vrouw. Het zaaltje voor de receptie is al geregeld en een ding beloof ik, ik beloof het jullie allemaal, op mijn bruiloft komt de hele onderwereld dansen.
Log in om te reageren.