De strijd was nu wel voorgoed verloren, zo leek het. Had het vrije Westen eerst nog smadelijk gelachen om het groepje religieuze idioten dat Het Koninkrijk Op Aarde zou brengen, de grijnslach had inmiddels ruimschoots plaats gemaakt voor diepbedroefde gezichtjes, in het niets starende oogjes en af en toe een trillend handje wijzend naar de horizon. Daar waren Ze vandaan gekomen, nu zo’n drie weken geleden.
De gruwelijke video’s waarin mensen de voeten werden gewassen totdat de vellen erbij hingen, gingen met tientallen tegelijk de wereld over, en wie zich niet kon beheersen tegenover de indringers viel, na dagenlang herhaaldelijk op de hem of haar liefdevol aangeboden wangen te hebben gemept, van uitputting dood op het gras, ergens aan rustige waat’ren.
Hoe het ooit zo ver had kunnen komen, dát was het onderwerp wat de gesprekken beheerste, als je je heil eenmaal had gezocht tot een rustige plek. Die waren er gelukkig nog wel: schuilplaatsen waar je redelijk veilig zat. Hoe alomtegenwoordig Ze ook leken, sommige locaties werden angstvallig gemeden. Casino’s, bordelen, de supermarkt op zondag. Ook bij een vaccinatiecentrum zat je vaak wel OK.
Het waren niet zozeer de heilssoldaten waar je voor moest oppassen. Als je van tomatensoep hield en je had wat geld voor een Strijdkreet had je eigenlijk geen kind aan ze. Nee, het waren vooral de zwartgejurkte vrouwengroepen die ernstig werden gevreesd. Vanuit het vissersdorp hadden ze zich bijzonder snel weten te verplaatsen, vanuit de polder richting het hart van Amsterdam. De mattenklopper werd daar nu flink gehanteerd in de voormalige prachtwijken en menig schuttingwoord werd gesmoord in een schuimbad van groene zeep. En was dat nou vóór- of nádat complete filialen van de Hönkemöller volledig werden afgeplakt door de Bende van de Blijde Boodschap?
Eén ding was zeker: van Sylvie Meis had men toen al lange tijd niets meer vernomen, op wat onsamenhangende verslagen van vluchtende ooggetuigen na. Zo zou ze, na de hardhandige schoonmaakbeurt met hysop in de zinken teil, in een tot de hals toe dichtgeknoopte katoenen nachtjapon zijn gehesen en na een stichtelijk kinderversje, met een ferme tik op het welgevormde achterste, op één van de vele bussen zijn gezet richting een hervormd opvoedingskamp op de Veluwe. Het schijnt dat ze in Hoenderloo zat. Die was dus wel voorgoed verloren, waarschijnlijk. Want de kans dat je dát ijzeren regime van knutselwerkjes, poppentheater, kampvuurgospelmarathons en corveeroosters zou overleven, was nihil. Dan kon je nog beter door een kauwgomballenbom om het (eeuwige) leven komen. Nee, de vrije wereld was voorgoed verloren.
Ik moet wat minder TV kijken.
De gruwelijke video’s waarin mensen de voeten werden gewassen totdat de vellen erbij hingen, gingen met tientallen tegelijk de wereld over, en wie zich niet kon beheersen tegenover de indringers viel, na dagenlang herhaaldelijk op de hem of haar liefdevol aangeboden wangen te hebben gemept, van uitputting dood op het gras, ergens aan rustige waat’ren.
Hoe het ooit zo ver had kunnen komen, dát was het onderwerp wat de gesprekken beheerste, als je je heil eenmaal had gezocht tot een rustige plek. Die waren er gelukkig nog wel: schuilplaatsen waar je redelijk veilig zat. Hoe alomtegenwoordig Ze ook leken, sommige locaties werden angstvallig gemeden. Casino’s, bordelen, de supermarkt op zondag. Ook bij een vaccinatiecentrum zat je vaak wel OK.
Het waren niet zozeer de heilssoldaten waar je voor moest oppassen. Als je van tomatensoep hield en je had wat geld voor een Strijdkreet had je eigenlijk geen kind aan ze. Nee, het waren vooral de zwartgejurkte vrouwengroepen die ernstig werden gevreesd. Vanuit het vissersdorp hadden ze zich bijzonder snel weten te verplaatsen, vanuit de polder richting het hart van Amsterdam. De mattenklopper werd daar nu flink gehanteerd in de voormalige prachtwijken en menig schuttingwoord werd gesmoord in een schuimbad van groene zeep. En was dat nou vóór- of nádat complete filialen van de Hönkemöller volledig werden afgeplakt door de Bende van de Blijde Boodschap?
Eén ding was zeker: van Sylvie Meis had men toen al lange tijd niets meer vernomen, op wat onsamenhangende verslagen van vluchtende ooggetuigen na. Zo zou ze, na de hardhandige schoonmaakbeurt met hysop in de zinken teil, in een tot de hals toe dichtgeknoopte katoenen nachtjapon zijn gehesen en na een stichtelijk kinderversje, met een ferme tik op het welgevormde achterste, op één van de vele bussen zijn gezet richting een hervormd opvoedingskamp op de Veluwe. Het schijnt dat ze in Hoenderloo zat. Die was dus wel voorgoed verloren, waarschijnlijk. Want de kans dat je dát ijzeren regime van knutselwerkjes, poppentheater, kampvuurgospelmarathons en corveeroosters zou overleven, was nihil. Dan kon je nog beter door een kauwgomballenbom om het (eeuwige) leven komen. Nee, de vrije wereld was voorgoed verloren.
Ik moet wat minder TV kijken.
Log in om te reageren.