(en ’t huis voor mij!)
Net wanneer ik water op wil zetten voor een kop rooibos-thee, hoor ik een boos stemmetje bij m’n sokken: “Kijk uit! Je gaat bijna ALWEER op me staan!” Het is de muisonvriendelijke muizenval. (M’n huisgenootje is overgegaan op drastischer maatregelen tegen Harry de Huismuis. Tot nu toe ben ik de enige die in de muizenval trapt.) “Ik kijk heus wel uit hoor,” protesteer ik, terwijl ik de honing uit het bovenste kastje pak en een theelepeltje uit de bestekbak. Dan stoot ik m’n hoofd tegen de onderste rand van het keukenkastdeurtje. “Auw!” roep ik “Het huis is een gevaar voor mij!”
“Ook auw!” zegt het keukenkastje “Jij bent juist een gevaar voor ons…”
“Okee, red je dan maar zonder mij,” zeg ik tegen alle huis-dingen die zich ondertussen in de keuken verzamelen, “Ik geloof dat ik een vliegtuig ga zitten, daar gebeuren minder ongelukken dan in en rondom huis. Daarnet, bij ’t schoonmaken, kreeg ik m’n duim weer tussen de WC-bril en de pot. Ik geloof nooit dat de WC zoveel pijn heeft als ik.”
“’t was wel –klots– inbreuk op m’n –klots– privacy” zegt de WC, die net uit de badkamer komt waggelen, “maar denk eens –klots– aan al die keren dat je –klots– m’n arme neef de keukenkraan hebt onthoofd..”
“En mijn hals en hoofd in de gootsteen vielen” snikt de keukenkraan, “zodat het water uit m’n nek gutste?”
“En toen was ik een half uur bezig met alles opdweilen,” werp ik tegen.
“Ik was vroeger zo mooi beige” zegt het slaapkamervloerkleed op slepende toon, “En nu heb ik een grote koffievlek.”
“Had je maar beter mijn koffiemok moeten vasthouden,” zeg ik, “Bovendien, als je me sneller m’n lens had teruggegeven, had ik niet een over-datum lens in hoeven te doen, en had ik nu geen oogontsteking…”
Daar komen de Gouden Boekjes Kopjes. “We hebben zo’n auw sinds je ons hebt laten vallen…”.
Maar hun kleine stemmetjes worden al snel overstemd door het geschreeuw van de meubels: “We krijgen iedere keer een hartaanval als je tegen ons aanloopt.”
“Doe ik echt niet expres!” roep ik, “Ik ben gewoon zo onhandig, okee? Da’s lastig genoeg, ik zit er heel erg mee... Maar weten jullie wat m’n moeder dan zegt?”
“Wat dan?” vragen alle dingen in het huis in koor.
“Dat ik moet proberen niet overal zo’n punt van te maken.”
“Ja maar!” roepen de dingen “Hoe doe je dat, met iemand die overal tegenaan loopt, en nog ’t meest tegen haar eigen onhandigheid?”
Net wanneer ik water op wil zetten voor een kop rooibos-thee, hoor ik een boos stemmetje bij m’n sokken: “Kijk uit! Je gaat bijna ALWEER op me staan!” Het is de muisonvriendelijke muizenval. (M’n huisgenootje is overgegaan op drastischer maatregelen tegen Harry de Huismuis. Tot nu toe ben ik de enige die in de muizenval trapt.) “Ik kijk heus wel uit hoor,” protesteer ik, terwijl ik de honing uit het bovenste kastje pak en een theelepeltje uit de bestekbak. Dan stoot ik m’n hoofd tegen de onderste rand van het keukenkastdeurtje. “Auw!” roep ik “Het huis is een gevaar voor mij!”
“Ook auw!” zegt het keukenkastje “Jij bent juist een gevaar voor ons…”
“Okee, red je dan maar zonder mij,” zeg ik tegen alle huis-dingen die zich ondertussen in de keuken verzamelen, “Ik geloof dat ik een vliegtuig ga zitten, daar gebeuren minder ongelukken dan in en rondom huis. Daarnet, bij ’t schoonmaken, kreeg ik m’n duim weer tussen de WC-bril en de pot. Ik geloof nooit dat de WC zoveel pijn heeft als ik.”
“’t was wel –klots– inbreuk op m’n –klots– privacy” zegt de WC, die net uit de badkamer komt waggelen, “maar denk eens –klots– aan al die keren dat je –klots– m’n arme neef de keukenkraan hebt onthoofd..”
“En mijn hals en hoofd in de gootsteen vielen” snikt de keukenkraan, “zodat het water uit m’n nek gutste?”
“En toen was ik een half uur bezig met alles opdweilen,” werp ik tegen.
“Ik was vroeger zo mooi beige” zegt het slaapkamervloerkleed op slepende toon, “En nu heb ik een grote koffievlek.”
“Had je maar beter mijn koffiemok moeten vasthouden,” zeg ik, “Bovendien, als je me sneller m’n lens had teruggegeven, had ik niet een over-datum lens in hoeven te doen, en had ik nu geen oogontsteking…”
Daar komen de Gouden Boekjes Kopjes. “We hebben zo’n auw sinds je ons hebt laten vallen…”.
Maar hun kleine stemmetjes worden al snel overstemd door het geschreeuw van de meubels: “We krijgen iedere keer een hartaanval als je tegen ons aanloopt.”
“Doe ik echt niet expres!” roep ik, “Ik ben gewoon zo onhandig, okee? Da’s lastig genoeg, ik zit er heel erg mee... Maar weten jullie wat m’n moeder dan zegt?”
“Wat dan?” vragen alle dingen in het huis in koor.
“Dat ik moet proberen niet overal zo’n punt van te maken.”
“Ja maar!” roepen de dingen “Hoe doe je dat, met iemand die overal tegenaan loopt, en nog ’t meest tegen haar eigen onhandigheid?”
Log in om te reageren.