Als je columns schrijft heb je een negatieve kijk op de samenleving en je medemens. Columnisten zijn anonieme galspuwers en hebben niet het lef om openlijk hun mening te geven maar gebruiken altijd een pseudoniem.
Toen ik dit hoorde besloot ik om eens toe te geven aan dit heerlijke vooroordeel. Om maar meteen met de deur in huis te vallen, de wereld hangt aan elkaar van vooroordelen en kritiek. Wat me vooral opvalt is dat mensen niet zeggen wat ze bedoelen. En dan bedoel ik niet het alom bekende; om de hete brij heen draaien. Nee, ik heb het nu over hele normale uitspraken, die we allemaal -ja, ik ook, gebruiken.
Je moeder heeft de hele middag in de keuken gestaan om een uitgebreide maaltijd op tafel te zetten. Niet zomaar wat eten, nee deze keer heeft ze er echt haar uiterste best op gedaan om er iets bijzonders van te maken. Als het eten op tafel staat en je een volgeschept bord voor je neus hebt gekregen, kan het genieten beginnen. Na de eerste hap vraagt je moeder of het smaakt. Natuurlijk wil je zeggen dat het heerlijk is, maar dan zou je liegen. Uiteindelijk zeg je tegen je moeder dat het best wel bijzonder smaakt. In je moeders oren klinkt dat als een compliment, terwijl jij eigenlijk zou willen zeggen dat het met moeite binnen te houden is.
Nog een voorbeeld van het hedendaagse versluierende taalgebruik is het volgende. Veel mensen gebruiken om de haverklap het woord oké. In principe is dat best oké, ware het niet dat elke oké een andere betekenis heeft. Ben je bijvoorbeeld met je huisgenoot in gesprek over wat je zult gaan eten dan betekent oké dat je het eens bent met elkaar. Zeg je oké terwijl je met je ogen draait en de o wat oprekt, dan bedoel je eigenlijk dat dit wel het meest idiote voorstel is dat men maar kan verzinnen. Oké is dus een woord waarmee je vaak meer bedoelt dan je zegt, vooral tijdens een telefoontje.
Om even terug te komen op dat vooroordeel van galspuwende columnisten kan ik alleen maar concluderen dat gal spuwen –uiteraard in figuurlijke zin, af en toe heerlijk is. Aan de andere kant vraag ik me af of het waar is dat columnisten, onder een veilig pseudoniem, uitsluitend negatieve woorden de wereld in zenden. Eigenlijk zijn wij, het columnschrijvende volk, mensen die zeggen waar het op staat en het liefst zo eerlijk mogelijk.
Terwijl mijn vingers nog vlak boven het toetsenbord zweven, besef ik ineens dat er maar een kleine kloof ligt tussen gal spuwen en zelfverheerlijking. De mensen die oordelen over columnisten hebben af en toe zelfs gelijk. (Ik hoop trouwens dat mijn medecolumnisten deze column niet lezen…) Het is heerlijk om af en toe te zeggen waar het op staat, maar vaak spreken we voornamelijk over zaken die we belachelijk vinden, die ons niet zinnen of waar je normaal gesproken liever niet teveel woorden aan vuil maakt. Dat is ook de sport van het schrijven. Je zegt wat anderen niet zeggen en soms zelfs niet durven denken. Gelukkig zijn er genoeg columnisten die minder kritisch ingesteld zijn als ik, (collega’s, maak ik het zo weer goed?) maar toch blijft het vooroordeel bestaan en dat is niet onterecht!
Toen ik dit hoorde besloot ik om eens toe te geven aan dit heerlijke vooroordeel. Om maar meteen met de deur in huis te vallen, de wereld hangt aan elkaar van vooroordelen en kritiek. Wat me vooral opvalt is dat mensen niet zeggen wat ze bedoelen. En dan bedoel ik niet het alom bekende; om de hete brij heen draaien. Nee, ik heb het nu over hele normale uitspraken, die we allemaal -ja, ik ook, gebruiken.
Je moeder heeft de hele middag in de keuken gestaan om een uitgebreide maaltijd op tafel te zetten. Niet zomaar wat eten, nee deze keer heeft ze er echt haar uiterste best op gedaan om er iets bijzonders van te maken. Als het eten op tafel staat en je een volgeschept bord voor je neus hebt gekregen, kan het genieten beginnen. Na de eerste hap vraagt je moeder of het smaakt. Natuurlijk wil je zeggen dat het heerlijk is, maar dan zou je liegen. Uiteindelijk zeg je tegen je moeder dat het best wel bijzonder smaakt. In je moeders oren klinkt dat als een compliment, terwijl jij eigenlijk zou willen zeggen dat het met moeite binnen te houden is.
Nog een voorbeeld van het hedendaagse versluierende taalgebruik is het volgende. Veel mensen gebruiken om de haverklap het woord oké. In principe is dat best oké, ware het niet dat elke oké een andere betekenis heeft. Ben je bijvoorbeeld met je huisgenoot in gesprek over wat je zult gaan eten dan betekent oké dat je het eens bent met elkaar. Zeg je oké terwijl je met je ogen draait en de o wat oprekt, dan bedoel je eigenlijk dat dit wel het meest idiote voorstel is dat men maar kan verzinnen. Oké is dus een woord waarmee je vaak meer bedoelt dan je zegt, vooral tijdens een telefoontje.
Om even terug te komen op dat vooroordeel van galspuwende columnisten kan ik alleen maar concluderen dat gal spuwen –uiteraard in figuurlijke zin, af en toe heerlijk is. Aan de andere kant vraag ik me af of het waar is dat columnisten, onder een veilig pseudoniem, uitsluitend negatieve woorden de wereld in zenden. Eigenlijk zijn wij, het columnschrijvende volk, mensen die zeggen waar het op staat en het liefst zo eerlijk mogelijk.
Terwijl mijn vingers nog vlak boven het toetsenbord zweven, besef ik ineens dat er maar een kleine kloof ligt tussen gal spuwen en zelfverheerlijking. De mensen die oordelen over columnisten hebben af en toe zelfs gelijk. (Ik hoop trouwens dat mijn medecolumnisten deze column niet lezen…) Het is heerlijk om af en toe te zeggen waar het op staat, maar vaak spreken we voornamelijk over zaken die we belachelijk vinden, die ons niet zinnen of waar je normaal gesproken liever niet teveel woorden aan vuil maakt. Dat is ook de sport van het schrijven. Je zegt wat anderen niet zeggen en soms zelfs niet durven denken. Gelukkig zijn er genoeg columnisten die minder kritisch ingesteld zijn als ik, (collega’s, maak ik het zo weer goed?) maar toch blijft het vooroordeel bestaan en dat is niet onterecht!
Log in om te reageren.