Blog
Bloeien in de Winter – Een Verhaal over Vertrouwen
Door datingsite- en communitylid
Quest
20-06-2025 12:16 | bekeken:
78 | funked:
5 | reacties:
2
Ze zat op de rand van haar bed, een kop thee in haar handen, starend naar de kale takken buiten. De winter leek eindeloos. Niet alleen buiten, maar ook vanbinnen.
“Wat heb ik eigenlijk te laten zien?” dacht ze.
Geen vruchten, geen successen, geen indrukwekkende verhalen om te delen. Alleen jaren van ploeteren, zoeken, wachten. Het voelde alsof ze had gefaald—alsof haar leven een veld was dat nooit tot bloei kwam.
Maar ergens, heel zacht, klonk er iets anders. Een herinnering. Niet aan een prestatie, maar aan een tekst. “Al draagt de vijgenboom geen vrucht... toch juich ik.”
Het was alsof iemand fluisterde: kijk opnieuw.
Een Ander Soort Rijkdom
Ze sloeg haar bijbel open bij Habakuk. De woorden vielen als sneeuwvlokken op haar ziel: kil, eerlijk, maar ook wonderlijk warm.
Geen romantisering van lijden, geen goedkope troost. Maar een keiharde realiteit die eindigt in lof.
Alles kapot.
En toch juichen?
Dat is geen naïviteit. Dat is geloof dat dieper wortelt dan succes.
Niet: “Het komt vast goed.”
Maar: “God is goed, ook als het niet goedkomt.”
En ineens zag ze het. De winter was geen straf. Geen bewijs van Gods afwezigheid. Maar misschien… een plek van voorbereiding. Een stille heilige grond, waar wortels groeiden in het verborgene.
De Boom die Leeg Lijkt
Ze dacht aan de vijgenboom. Niet als mislukking, maar als leraar.
Hoe vaak had ze gevoeld dat haar leven niets opleverde? Geen tastbare oogst, geen zichtbare doorbraak. Maar wat als vrucht niet altijd zichtbaar was?
Wat als vertrouwen zélf de vrucht was?
Misschien was haar dorheid de plek waar haar vertrouwen juist begon te wortelen. Waar ze leerde dat Gods aanwezigheid genoeg was, ook als alles om haar heen leeg bleef.
Ze herinnerde zich de zachte woorden die ooit tot haar hart spraken: “Je verleden is geen grafsteen, maar grondwater.”
Wat verdord leek, voedde iets diepers.
God werkt in stilte.
Terugkijken met Andere Ogen
Ze sloot haar ogen en keek terug. Naar de seizoenen van wachten. Van pijn. Van niets begrijpen.
Vroeger had ze alleen de afwezigheid gezien.
Maar nu vroeg ze zich af: Waar wás U in die winter?
En in de stilte hoorde ze als antwoord geen preek, maar een aanwezigheid. Een fluistering: Ik was daar. In elke ademtocht. In elke traan. In elke stap die jij niet zag als vooruitgang.
De velden waren misschien leeg, maar haar hart was gevormd. Niet door succes, maar door vasthouden aan Iemand die bleef, terwijl alles wegviel.
Een Brief aan haar Laatbloeiende Zelf
Ze pakte haar dagboek en schreef:
Lieve jij,
Die jaren dat je je voelde als een kale vijgenboom? God schreef er geen veroordeling, maar voorbereiding. Je was niet stilgezet om niets te doen, maar om te leren: Zijn kracht is genoeg.
Je dacht dat je achterliep. Maar misschien liep je juist dieper.
Niet de vruchten bepaalden je waarde, maar de stem die zei: Jij bent de mijne.
En nu—nu bloei je. Niet omdat alles ineens goed is. Maar omdat je geleerd hebt te juichen, ook als het veld leeg is.
Ze legde haar pen neer. Buiten viel de sneeuw.
Stil, wit, schoon.
De bomen waren nog kaal.
Maar ergens daaronder, diep onder de grond, gebeurde iets heiligs.