"Ik heb de vaste grond gevonden" (a)

Ik kruip in de letters van m'n schrift;
liefkoos de Hand die mijn pen begeleidt (b)
met diep in m'n hart de woorden gegrift:
"Geen oordeel meer; voor altijd bevrijd". (c)

Ik fluister zijn Naam met een heilig ontzag, (d)
gekoesterd in zijn grens'loze liefde.
En ik weet wat het geloof vermag:
een streep door wat Hem eens griefde. (e)

In het laatste traject zal ik voorwaarts gaan.
Iemand die in jou een goed werk is begonnen, (f)
jou niet verlaat maar altijd terzijde zal staan,
puttend uit oneindige bronnen. (g)

Ga met mij mee naar dat zalige Oord (h)
waar het helderste licht doorschijnend weerkaatst.
Een licht dat van eeuwen her gloort,
waar je op ankergrond wordt geplaatst. (i)

Een feestmaal wordt voor ons toebereidt. (j)
Hemelse lakeien lopen af en aan.
En wat ons nog van dat laatste uur scheidt,
zal nooit meer verloren gaan. (k)



a lied 641 (bundel Joh. de Heer
b. Jes. 49:16
c. Rom. 8:1,2
d. Phil. 2:10
e. Coloss. 2:13,14
f. Phil. 1:6
g. Jesaja 12:3
h. Openb. 21:1-5
i. Hebr. 6:19
j. Openb. 19:9
1 Cor. 2:9
k. Joh. 3:16