Blog
Het pelgrimsgen
Door datingsite- en communitylid
aske
04-10-2014 14:01 | bekeken:
936 | funked:
0 | reacties:
1
Naast mij stopt een auto. Het is een wit bestelbusje, met geblindeerde achterramen.
Aan het stuur zit een man. Hij wenkt me. Ik loop naar de auto. 'Camino Santiago?' vraagt hij.
'Si,' zegt ik. Hij pakt een zakje van de passagiersplaats en geeft die aan mij.
'Gracias', zeg ik. Een paar dagen geleden kreeg ik onderweg een flesje water van een albergier die mij in zijn albergue wilde laten overnachten.
Blijkbaar zijn pelgrims gewild.
De man rijdt weg.
Het is heet. Ik zoek een plekje in de schaduw en bekijk het zakje. Het is een flesje gifgroene drank en een appel. Er zit een kaartje bij: Laboratorio de Pesquisa Medica.
Ik wordt nieuwsgierig, pak mijn mobiel voor vertaling. Het gaat om medisch onderzoek en ontwikkeling.
Ik krijg een gifdrankje en een appel vanwege liefdadigheid of.. ?
Ik stop het zakje in mijn rugzak en loop verder. Mijn gedachten lopen ook.
Een half uur later staat er een wit bestelbusje aan de kant van de weg. Er zit een man achter het stuur en hij kijkt. Ik krijg er een vreemd gevoel bij. De man kijkt naar mij, dat is duidelijk. Als ik doorloop, rijdt hij weg.
Misschien verbeeld ik het me, maar daarna zie ik nog een paar witte bestelbusjes; ze doen een beetje vreemd. Kijken, stoppen, stilstaan en wegrijden.
Laboratorio de Pesquisa Medica. Een laboratorium voor medisch onderzoek? Naar wat? Misschien naar de pelgrimsfactor? Pelgrims zijn bijzonder volk. Dat vind ik ook van mezelf als ik zo door de hitte over het asfalt zwerf. Ik laat me vrijwillig slopen. Heb er zelfs geld en tijd voor over. Een hele maand trek ik ervoor uit. Het zit in mijn bloed. Daar zit een zwerversgen, een pelgrimsfactor als je wilt. De echte pelgrims liepen barrevoets of kropen door het stof. De Katholieke Koorzanger van het Bisdom van Breda kroop ook een stuk op de knieën. Ik was er getuige van. Dat zie je tegenwoordig bijna niet meer, maar pelgrimeren linkt nog steeds aan zelfkastijding. Ik begrijp mezelf ook niet altijd.
Het valt ook op dat er steeds minder pelgrims zijn. De laatste dagen zie ik ze niet. Albergiers klagen over het ontbreken van pelgrims.
Wie weet is het medisch onderzoekscentrum wel geïnteresseerd in mij als pelgrim. Misschien bestaat er wel een nomadengen, of een pelgrimsgen en kan je die destilleren en overplaatsen naar mensen die ook een barre tocht willen ondernemen, of een bikkel- of kanjer-prestatie willen leveren; maar omdat ze het gen missen, er maar niet toe komen. En wat is het belang van albergiers, caféhouders en bierbrouwers?
Dan denk ik aan een nomadenpil of een injectie met het pelgrimsgen. Misschien een transplantatie? Brrr...
De gedachte dat ik als pelgrim gewild zou zijn vanwege bizarre redenen, maakt me toch wat bang. En dan grijp ik naar mijn pepperspray. Ik trek het busje uit het zijvak van mijn rugzak. Het zijvak is klein en de pepperspray zit klem. En dan gebeurt waar ik altijd al bang voor ben: de spray is leeg. Klemgezet en leeggedrukt. Het lijkt magie. Net nu ik het nodig heb is ie leeg.
Ik moet het zonder hulp opnemen tegen Het Laboratorium.
Maar ik overdrijf. Dat besef ik even daarna. Het is de hitte die mij paranoia maakt. En door die hitte krijg ik zin in een appel. Ik pak de appel en neem een hap. Het is een lekkere appel en ik neem nog een hap. Ik denk aan sneeuwwitje. Ze kreeg een giftige appel van de boze stiefmoeder omdat ze mooier was. Ze nam een hap en stortte ter aarde. Ik heb geen stiefmoeder, mijn schoonheid heb ik doorgegeven aan mijn dochters, maar een pelgrimsgen bezit ik wel .. misschien.. ofzo..
Ik begrijp het allemaal ook niet meer zo goed.
Ik voel me wat zweverig. Een beetje licht in het hoofd. Misschien een slokje drank. De gifgroene. Het is mierzoet. Ik ga er even bij zitten.
Met sneeuwwitje kwam het ook goed. Dat bedenk ik me nog.
De prins kuste haar wakker.
De prins..?
Die kwam toch niet met een witte bestelbus..?
.......
Uren later word ik wakker. Geen idee wat er is gebeurt.
De dagen daarna valt het me op dat ik steeds vaker een pelgrim zie.