Blog
Het Witte Gevaar
Door datingsite- en communitylid
Blauwtje
17-10-2009 00:08 | bekeken:
1027 | funked:
0 | reacties:
4
Het bankje bij het water stond midden in het groene gras. Daar zat jij als ik weer aan het lopen was. Mijn zoveelste rondje door het park. Door mijn wimpers gluurde ik naar jou maar ik keek nooit voluit. Bang dat je me recht in mijn gezicht zou kijken en achter me aan zou gaan om me nooit meer los te laten. En onwillekeurig versnelde ik mijn pas. Ik noemde het in mijn trainingsschema een versnellinkje.
De volgende keer liep ik er weer. De lucht was blauw en het was lekker warm. "Aangenaam" heet dat in mijn trainingsschema. Deze keer was jij niet alleen. Jullie kwekten erop los. Ik durfde wel te kijken deze keer, maar hield mijn afstand. Jullie waren met teveel, maar gelukkig hadden jullie het te druk met elkaar. Maar toch weer versnelde ik onwillekeurig mijn tempo.
Zo liep ik de zomer door. Soms vermeed ik het park, soms alleen het pad langs het water, maar lopen zou ik. Maar niet al te hard, noem het zachtlopen. Behalve bij jou, dan was het soms zelfs een sprint. Ik weet niet of jij me wel herinnert, maar ik herinner me zeker jou. Jij zit in het hoekje "gevaar" in mijn bewustzijn.
Toen ik eens niet kon trainen in "mijn" park, omdat ik in Kampen logeerde en daar mijn rondje deed, liep ik daar ook langs een bankje. Een bankje in het gras bij het water. En daar hingen ze rond. Ze deden me aan jou denken, aan jouw brutale blik en je lawaaiigheid. Ik had mijn mobiel niet bij me, dus nam ik het zekere voor het onzekere. Je weet nooit of mensen je komen helpen als je in nood bent, dus liep ik om. In een grote wijde boog.
Waarom ik stiekem een beetje bang voor je ben, weet ik wel. Ik hou me natuurlijk graag stoer, want ik ben een volwassen vrouw en ik ben echt niet op mijn mondje gevallen. Maar ik weet dat ik niet tegen jou en je soortgenoten opgewassen ben. Jullie zijn te gevaarlijk en zelfs wat onberekenbaar. Waar mijn kleine broertje nog gillend was weggelopen van de schrik en sommige van onze bezoekers werden aangevallen terwijl ze zich van geen kwaad bewust waren, hield ik de keel van mijn belager vast en schreeuwde hem toe dat hij mij met rust moest laten.
En daarom weet ik dat ik jou niet moet opzoeken, je niet moet uitdagen en vooral niet als jij met de rest bent in jullie midden moet proberen te gaan lopen. Maar gelukkig, je kent je plaats, en ik die van mij: jij blijft in het gras en ik op het pad. En met deze verstandhouding loop ik nog lang en gelukkig door het park, het wondermooie park met het witte gevaar. Want jij woont daar met je ganzen broers en zussen.