Blog
Nabij mijn God te zijn
Door datingsite- en communitylid
Willem-Anne
24-05-2009 14:29 | bekeken:
828 | funked:
0 | reacties:
0
Ik ben niet langer waard uw kind te heten.
Ik heb uw liefdesaanbod telkenmale weer verspeeld.
Ik weet niet hoe ik U moet naad'ren in gebeden.
En ondanks alles blijf ik hunk'ren
om dicht nabij mijn God te zijn.
Steeds ben 'k op zoek naar U, o God
en blijf ik - worst'lend - in gebreke.
De maatstaf van een heilig leven
blijft me steeds voor ogen staan.
En ondertussen zucht en kreun ik
om nabij mijn God te zijn.
Ik heb U leren kennen als de God der Schriften.
Uw heiligheid is hoog verheven.
En dat Uw Geest nog wel in mij wil wonen, Heer ........
Het duizelt mij;
ik ben een zondig mensenkind.
En onder al die honderden miljoenen mensen
hebt U - naar 't schijnt - ook mij op 't oog.
Contouren van uw oordeel worden zichtbaar, God.
Uw wachtenstijd is bijna afgelopen.
Ik woon temidden van een volk dat U niet kent.
En niemand is verstandig;
en niemand die U ernstig zoekt.
Mijn God, erbarm U over dit geslacht.
Mijn beeld van U is zo gebroken ........
Mijn zicht op U is zo vertroebeld, Heer.
Maar nimmer kan ik tegenhouden, dat hunkeren
diep in mijn hart, nabij mijn God te zijn.
Ik kan niet vatten, dat U zich met mij bemoeit.
Waarom zoekt U geen ander, die U beter dienen zal.
Ik ben een dwars, opstandig mensenkind.
Ik ben niet langer waard uw kind te zijn..
U moet Zich toch wel zeer vergissen,
dat U - naar 't schijnt - tòch in mij blijft vertrouwen.
Ik heb het leven op deez'aarde niet begeerd.
En wilt Gij ...... toch uw plan in mij voltrekken?
Ik kan niet anders. Tòch blijf ik immer kiezen
om - tegen alles in - tòch kind van God te zijn.
O God van Abraham, van Izaäk, van Jakob,
Gij hebt uw Naam ook aan mijn naam verbonden.
Een vuurgloed van uw heiligheid komt mij nu tegen:
Wat aarzel je? Ga op je voeten staan!
Aanschouwt de velden; zie een oogst van zielen.
En zou jij niet mijn dienstknecht kunnen zijn?!
Zou Ik niet kunnen, wat geen mens vermag te kunnen.
En staat mijn Zoon niet immer borg voor jou!
... Het binnenst heiligdom treed ik nu nader
om immer nabij God, mijn God, te zijn.
Ik werp mij nu aanbiddend voor zijn voeten.
Een visioen trekt aan mijn oog voorbij.
Ik zie een kruis ........ en donkerte....... en wolken
en iemand als eens Mensenzoon, met bloeddoorlopen ogen.
Zo'n schouwspel heeft zich nimmer aan mijn oog voltrokken.
Ik zie daar mannen en ......
een vrouw van omstreeks vijftig jaren.
De wanhoop grijpt haar aan;
't gezicht van smart doortrokken.
En Jezus ziet Maria medelijdend aan.
En... na dit alles .... zie 'k een glans van heerlijkheid.
Tienduizend duizendtallen werpen hunne kronen neer,
voor Hem, Die op de troon gezeten is.
Ik zie een schare van verlosten welke niemand tellen kan.
Een stroom van zaal'gen gaan aan mijn ogen nu voorbij.
Een bruiloftsmaal wordt toebereid.
Miljoenen van verlosten komen nader,
om immer, dicht nabij hun God te zijn.