Hij hoort het tikken van de breinaalden. Het maakt hem zenuwachtig. Haar breien maakt hem al maanden zenuwachtig. Hij heeft geen idee wanneer ze begonnen is met breien. Wel kan hij zich herinneren wanneer het vuur langzaam doofde en het schelden begon.
Merlijn was net vijf en zij uitgeblust. Uitgeblust in de breedste zin van het woord. Geen gesprek en geen lichamelijk contact meer. En misschien nog wel het ergste: geen hoop meer. Hij had altijd geleerd dat hoop het laatste is wat sterft, maar dat bleek een misleiding, een leugen.
Angst overwint alles, vooral de angst om te verliezen wat ooit zo mooi en dierbaar leek. Verliezen in delen, in hoofdstukken. Eerst het lichamelijke contact, dan de communicatie en uiteindelijk blijft alleen het tikken van de breinaalden nog over. Het geluid van breinaalden die elkaar raken, zijn het tandengeknars, het eindstation. Daar waar niet je wilt zijn, omdat er van een uitweg geen sprake meer is.
Omdat het praten niet meer lukte, is ze gaan breien. Hele avonden zit ze tegenover hem en zeggen ze niks. Het flikkeren van de televisie verlicht de kamer en verzorgt de conversatie. Een paar maanden geleden is ze gestopt om te vragen hoe het bij hem op zijn werk was. De vraag: “Hoe is je dag geweest”, kreeg ze niet meer over haar lippen. Niet uit desinteresse, maar meer omdat ze het idee had tegenover een vreemde te staan, met een vreemde in huis te leven.
Merlijn kreeg een fiets en beiden hadden ze hem gezoend. Hij op zijn linkerwang en zij op zijn rechterwang. Tegelijkertijd. Dat was het laatste lichamelijke contact dat ze hadden. Contact, weliswaar via hun zoon, maar ook dat is contact. Misschien voelde het toen wel goed, die ochtend dat ze als gezin de verjaardag van Merlijn vierden, maar dat kan ze zich niet meer voor de geest halen. Het geluk is aan het sterven, zoals kippen sterven waarvan het hoofd is gehakt. Eerst waggelen ze nog wat rond en net als je denkt dat ze blijven leven, storten ze ter aarde. Haar huwelijk is een kippenslachterij.
Merlijn zet zijn fiets tegen de heg. Hij heeft hem nu twee jaar en de fiets is eigenlijk te klein voor een zevenjarige jongen. Merlijn schopte lege blikjes over de straat. Het maakt een schurend geluid, die blikjes. Via het klimrek belanden ze in de bosjes. Het waait en miezert. Er is niemand in de speeltuin. Merlijn drentelt het trapje op en laat zich naar beneden glijden. Boem. Zijn kont komt op de rubberen mat terecht.
De glijbaan die hem vroeger als reusachtig voorkwam, is nu eigenlijk te kinderachtig om vanaf te glijden. Hij staat op en gooit zijn benen om het klimrek en hangt op zijn kop. Vroeger hing hij wel vijf minuten ondersteboven en zong dan van de Here Jezus die een vriend van hem was. Totdat al het bloed in zijn hoofd leek te zitten, dan ging hij weer rechtop staan. Dat veroorzaakte dan een duizeling. Een prettige duizeling. Nu hangt hij al zes minuten ondersteboven en de woorden van het liedje van vroeger willen maar niet komen. Ook de wijs is hem vreemd. Zijn wereld wordt geel en paars en draait. Zijn geest maalt, op zoek naar de woorden van een vriend in de hemel, maar hij komt er niet op. Het lijkt of er een rat in zijn hoofd zit die de woorden heeft weg geknaagd.
Elke keer als hij bijna op de woorden komt, wordt dat overstemd door hij en zij die in zijn hoofd ruzie maken. Elke keer als het lijkt of hij de wijs te pakken heeft, wordt dat overstemd door het geluid van een vlakke hand die een wang raakt. Hij leeft in twee werelden en zijn eigen wereld is aan het instorten. De Apocalyps van een speeltuin.
De vier grootste gemeenten, de G4, willen dat er een speciale wet komt tegen huiselijk geweld. De G4 wil dat plegers van huiselijk geweld een hogere straf krijgen als kinderen getuige zijn geweest van het geweld. Ook zou in de wet moeten worden vastgelegd dat er geen geweld mag worden gebruikt in een partnerrelatie.
Merlijn was net vijf en zij uitgeblust. Uitgeblust in de breedste zin van het woord. Geen gesprek en geen lichamelijk contact meer. En misschien nog wel het ergste: geen hoop meer. Hij had altijd geleerd dat hoop het laatste is wat sterft, maar dat bleek een misleiding, een leugen.
Angst overwint alles, vooral de angst om te verliezen wat ooit zo mooi en dierbaar leek. Verliezen in delen, in hoofdstukken. Eerst het lichamelijke contact, dan de communicatie en uiteindelijk blijft alleen het tikken van de breinaalden nog over. Het geluid van breinaalden die elkaar raken, zijn het tandengeknars, het eindstation. Daar waar niet je wilt zijn, omdat er van een uitweg geen sprake meer is.
Omdat het praten niet meer lukte, is ze gaan breien. Hele avonden zit ze tegenover hem en zeggen ze niks. Het flikkeren van de televisie verlicht de kamer en verzorgt de conversatie. Een paar maanden geleden is ze gestopt om te vragen hoe het bij hem op zijn werk was. De vraag: “Hoe is je dag geweest”, kreeg ze niet meer over haar lippen. Niet uit desinteresse, maar meer omdat ze het idee had tegenover een vreemde te staan, met een vreemde in huis te leven.
Merlijn kreeg een fiets en beiden hadden ze hem gezoend. Hij op zijn linkerwang en zij op zijn rechterwang. Tegelijkertijd. Dat was het laatste lichamelijke contact dat ze hadden. Contact, weliswaar via hun zoon, maar ook dat is contact. Misschien voelde het toen wel goed, die ochtend dat ze als gezin de verjaardag van Merlijn vierden, maar dat kan ze zich niet meer voor de geest halen. Het geluk is aan het sterven, zoals kippen sterven waarvan het hoofd is gehakt. Eerst waggelen ze nog wat rond en net als je denkt dat ze blijven leven, storten ze ter aarde. Haar huwelijk is een kippenslachterij.
Merlijn zet zijn fiets tegen de heg. Hij heeft hem nu twee jaar en de fiets is eigenlijk te klein voor een zevenjarige jongen. Merlijn schopte lege blikjes over de straat. Het maakt een schurend geluid, die blikjes. Via het klimrek belanden ze in de bosjes. Het waait en miezert. Er is niemand in de speeltuin. Merlijn drentelt het trapje op en laat zich naar beneden glijden. Boem. Zijn kont komt op de rubberen mat terecht.
De glijbaan die hem vroeger als reusachtig voorkwam, is nu eigenlijk te kinderachtig om vanaf te glijden. Hij staat op en gooit zijn benen om het klimrek en hangt op zijn kop. Vroeger hing hij wel vijf minuten ondersteboven en zong dan van de Here Jezus die een vriend van hem was. Totdat al het bloed in zijn hoofd leek te zitten, dan ging hij weer rechtop staan. Dat veroorzaakte dan een duizeling. Een prettige duizeling. Nu hangt hij al zes minuten ondersteboven en de woorden van het liedje van vroeger willen maar niet komen. Ook de wijs is hem vreemd. Zijn wereld wordt geel en paars en draait. Zijn geest maalt, op zoek naar de woorden van een vriend in de hemel, maar hij komt er niet op. Het lijkt of er een rat in zijn hoofd zit die de woorden heeft weg geknaagd.
Elke keer als hij bijna op de woorden komt, wordt dat overstemd door hij en zij die in zijn hoofd ruzie maken. Elke keer als het lijkt of hij de wijs te pakken heeft, wordt dat overstemd door het geluid van een vlakke hand die een wang raakt. Hij leeft in twee werelden en zijn eigen wereld is aan het instorten. De Apocalyps van een speeltuin.
De vier grootste gemeenten, de G4, willen dat er een speciale wet komt tegen huiselijk geweld. De G4 wil dat plegers van huiselijk geweld een hogere straf krijgen als kinderen getuige zijn geweest van het geweld. Ook zou in de wet moeten worden vastgelegd dat er geen geweld mag worden gebruikt in een partnerrelatie.
Log in om te reageren.