Blog
Twee bossen rozen: afzender God
Door datingsite- en communitylid
Adriano
24-09-2022 19:42 | bekeken:
252 | funked:
3 | reacties:
0
Vrijdagavond las ik ‘Leef Koninklijk’ uit, een boek dat tot op de laatste bladzijde aanspoort ‘..om vanuit een diepgeworteld verlangen Gods heerschappij vorm te geven in alles wat je doet’. Zo staat het er en het zette me aan om deze zaterdagochtend bloemen uit te delen, gewoon onder het winkelend publiek.
Ik stond onder de douche en bedacht me wat ik allemaal zou zeggen. En kreeg gedachten over mensen die zich tegen me zouden keren. Maar toen ik op weg ging, liet ik het los. Ik bad lopend en vroeg God mij te leiden. Zo kwam ik bij de bloemenkraam, waar ik een bos rozen kocht. Niet om mee te nemen, maar om uit te delen zei ik erbij.
Ik stak over, voor de deur van de bakker stond een man geparkeerd in zijn scootmobiel. Ik bood hem een roos aan, maar hij zei dat hij nog van alles moest doen en de roos dan dood zou gaan en hem daarom weigerde. Ik vertelde hem dat ik dit deed omdat ik geloofde, ik ook zei hij. En ik wilde al doorlopen, maar hij bleef praten dus keerde ik om en begon een gesprek. Hij kon niet meer lopen na een ongeluk dat hij gehad had. Hij liet me zijn spillebenen zien, deze zaten onder de donkerblauwe plekken. Raak maar aan zei hij, en ik voelde voorzichtig. Ik moest in een flits denken aan wat ik de avond daarvoor of eerder in het boek* (blz.174)las: ‘De opdracht van Jezus luidt: ‘Genees de zieken, wek de doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit.’’ Die opdracht die voel ik terugkeren als ik de man zijn been aanraak.
Wil je gebed? vraag ik.
Ja graag.
Wil je dat nu? Ja.
Wil je bidden voor genezing? vraagt hij.
Ja dat doe ik.
Maar niet met de kracht die Martin* beschrijft in een zin na het voorgaande: ‘Hij vraagt niet of we er voor willen bidden, nee, het is een bevel: ‘Genees, wek op, maak rein en drijf uit.’ Wij worden door Jezus uitgedaagd om in actie te komen en ook hierin Hem na te volgen, om in de kracht van de Heilige Geest bevelen te geven. Dat vraagt om blindelings vertrouwen.’
Ik moet toegeven dat ik de kracht nog ontbeer om bevelen te geven, of beter de overtuiging nog mis, simpelweg omdat ik een beginner ben. Nog niet overtuigd van de autoriteit die ik heb in Christus. Dus dat de man niet opstaat uit zijn scootmobiel na mijn gebed verwondert mij niet. Het is een gevolg van mijn eigen huidige staat van zijn, nog niet helemaal doordrongen dat ik wonderen kan verrichten in Jezus naam. En tegelijk klaar wil zijn voor het niet verhoren van mijn gebed voor de man. Toch zal ik niet veel later een nieuwe kans krijgen.
Als ik doorloop bij de man van de scootmobiel zie ik drie oudere mensen staan, een man en twee vrouwen. De vrouwen geef ik een roos. Een van de vrouwen is zichtbaar ontroerd door het gebaar. De man begint echter te vloeken en tieren hoe ziek de wereld is. Ik blijf rustig, en zeg hem dat het niet mijn wereld is. Maar hij haalt er oorlog bij en ik bid in tongen terwijl ik naar hem luister. Hij vloekt in elke zin. Waarom deel jij bloemen uit?, vraagt hij. Ik geloof en daarin deelt Jezus uit, dus ik ook, antwoordt ik. En opnieuw begint hij over misbruik en alles wat er misgaat in de kerk, dat ik daar mee moet ophouden. Ik raak er niet door van slag, leg hem uit dat er ook goede mensen zijn. En vindt misbruik net als hij verkeerd. Hij hoort me niet. Stop met geloven, roept hij me na terwijl hij wegfietst. Ik ben er niet van onder de indruk.
Vervolgens deel ik aan vele verbaasde mensen bloemen uit, de één na de ander is dankbaar. Van een vrouw met bakfiets en haar twee jonge kinderen die ik aansprak en beide een bloem gaf, krijg ik een eierkoek als ze me later passeert. Dan is er een vrouw, ik ken haar, ze gelooft. Ik heb haar eerder gesproken. Ik leg uit wat ik aan het doen ben. Het gaat niet goed met haar, de doktoren weten niet wat er aan de hand is.
Wil je gebed?
Ja, zegt ze.
Wil je dat hier?
Dat is goed, zegt ze.
Ik begin te bidden, vraag of ik mijn hand op haar schouder mag leggen. Ik begin en voel hoe ze naar voren helt. Ik bid om kracht, dat vroeg ze. Als ik klaar ben, vertelt ze dat ze iets voelde in haar voeten. Dat ze een stap vooruit wilde maken. En die ook gezet heeft zonder dat ze naar voren ging. Dat is ook wat ik in het naar voren hellen bij haar schouder voelde. Ze is verbaasd over wat ze ervaren heeft. En het was gelijk al aan het begin vertelt ze. Ik luister. Ze bedankt me en gaat naar huis.
En nu ik thuis ben en nog vol van deze ochtend, is dit de eerste keer dat God door mij heen werkte waar de ander iets bij ervoer. Wat dat dan ook mag wezen. Ik maak kleine stappen, net als, hoe symbolisch, deze vrouw. Deze ervaring zegt me ook dat God ook kan werken zonder dat ik de hierboven genoemde kracht al heb. Maar het is wel goed om daar naar toe te werken. Ik ben dankbaar voor de vele zegeningen van God deze ochtend. Dat Hij door mij heen werkte tot die mensen die ik vanochtend een bloem schonk. Het is verder aan Hem. Ik bid voor de verschillende mensen die me iets vertelden. Iets deelden van wie ze zijn, hun pijn. Ik breng ze bij Hem zodat Hij het verder uit kan werken. Wat een geweldige ervaring. God is liefde. Amen.
(*Boek ‘Leef Koninklijk’ van Martin Koornstra)