‘Zal ik het dekbed ooit delen met iemand?’ schiet er zomaar door mijn hoofd. Het is zaterdag, zo’n typische dag voor dingen die doordeweeks blijven liggen en nu toch maar even gedaan moeten worden. Het beddengoed zit in de was, tijd voor wat schoons. Ik heb een éénpersoons bed met een tweepersoons dekbed. Nog uit de tijd dat ik bij mijn ouders thuis woonde en het op de slaapkamer ’s winters koud kon zijn als de wind uit het oosten kwam. Voor een koukleum als ik is het dan fijn als je een tweepersoons dekbed hebt. Inmiddels woon ik al lang en breed op mezelf. Het bed is een paar jaar geleden ingeruild voor een ander bed, maar nog wel éénpersoons. Het tweepersoons dekbed is gebleven.
‘Zal ik het dekbed ooit delen met iemand?’ Een vraag die schuurt en wrijft. Die spanning oproept. Die mij weer doet beseffen dat ik alleen ben.
Een dekbed delen = een leven delen.
Een leven delen = een relatie hebben.
Een relatie hebben = niet de realiteit.
Wel een verlangen wat soms weer opflakkert, zoals nu. Dan zal het leven heel anders zijn. En natuurlijk denk ik daar soms over na, hoe dat zal zijn. Als je alleen bent, heb je niet automatisch iemand om mee te overleggen. Over wat je eet, over welke kleur op de muur, over wel of geen mensen thuis uitnodigen. Je hebt niet automatisch iemand om iets mee te gaan doen: klussen, de tuin bijhouden, een terrasje pakken, naar een voorstelling, een weekendje weg, op vakantie en ga zo maar door. En ja, dat kun je ook in je eentje doen en ja dat doe ik ook. Maar soms zoek ik gezelligheid. Zoek ik zomaar een mens om dingen mee te delen. Zoek ik contact. Zoek ik hulp. Zoek ik naar zien en gezien worden. Zoek ik naar horen en gehoord worden. Zoek ik verbinding. Zoek ik afleiding, mijzelf even vergeten. En ik weet dat als je wel een relatie hebt, je dan niet automatisch alles met zijn tweeën doet. Het zal vast ook gezond zijn om niét alles samen te doen. En je zult ook niet alles met elkaar overleggen. Maar het kan wel, je hebt wel de keuze.
In de Bijbel staat in het scheppingsverhaal: Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem (Genesis 2:1

. Het gaat me nu even om dat laatste stukje: als iemand tegenover hem. Dáár zoek ik naar, dáár verlang ik naar. Niet alleen in een relatie, maar veel vaker, ook gewoon in het dagelijks leven. Naar een iemand tegenover mij. Om te spiegelen, te scherpen, te bemoedigen, grapjes te maken, te luisteren, te relativeren. Dáár zoek ik naar om zelf te doen en dáár zoek ik naar dat het bij mij gedaan wordt. En dan zomaar opeens is daar soms zo’n moment. Niet van tevoren door mij bedacht, maar zeker weten geregisseerd vanaf Boven. Ik ben dankbaar, glimlach. Tegelijk huil ik soms- van binnen of ook van buiten.
Nederland gaat langzaam van het slot, we mogen elkaar steeds meer ontmoeten en met steeds meer mensen samenkomen. Het voelt kwetsbaar én het biedt kansen. Met of zonder beperkende maatregelen mag ik mijn leven leven. Nu al en elke dag die God mij geeft. Ik hoef niet te wachten op een relatie, alsof ik dan pas compleet ben.
Maar mijn dekbed delen? Vannacht nog niet. En ach, daar is het nu toch veel te warm voor.
Ps. bij het opslaan van dit blog kwam ik een lied tegen dat wel mooi bij past bij 'je leven leven': Geh unter der Gnade. Ik weet niet of ik een linkje mag plaatsen, maar het is wel te vinden op YouTube. Aanradertje!