Gebed tot overgave

Uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U, o mijn God.
Heere, niemand meer dan U, weet wat er allemaal op mijn bordje ligt.
Mijn ziel verkeert in grote verlegenheid
maar in dit alles ken ik geen ander verlangen dan om uw wil te doen.
Uw Woord zegt, dat U geen bidder laat staan.
Daarom doe ik een beroep op uw barmhartigheid.
Schenk mij de verlichting van uw heilige Geest
want te midden van alle moeilijkheden heb ik uw wijsheid nodig.

U hebt een grote liefde in mijn hart uitgestort
om beschikbaar te zijn voor de mensen om me heen.
Zovelen onder hen maken me deelgenoot van hun noden.
Ik wil niets liever dan om in uw dienst te staan.
Maar wél heb ik de bescherming van uw Geest nodig,
al was het alleen om de bescherming van mijn eigen geest
die door U tot leven is geroepen.
Uw Woord zegt dat in mijn innerlijk de gebaande wegen zullen zijn.
Daarom pleit ik op uw grote barmhartigheid
dat U mij zult helpen om in elk opzicht uw weg te gaan.

Vermeerder in mij de gevoeligheid om uw weg te kennen.
Ik ben me bewust van de verleiding van de vijand van mensen-zielen.
Daarom bepleit ik als nooit tevoren, bij U, de Allerhoogste,
mijn rechtsgeding.
Soms word ik overspoeld door gevoelens van wanhoop.
Dan verkeer ik in twijfel of ik mij wel op uw weg bevind.
Maar U kent mijn hart, o mijn God.
Ik heb geen ander verlangen
dan om in die hoeveelheid van keuzemogelijkheden
in alles uw weg te gaan.
Daarom klamp ik me vast aan U.
Ik laat U niet los tenzij Gij mij zegent.
Wanneer uw frisheid op mijn ziel ligt, kan ik alles aan.
Dan ken ik geen vrees, want de Heere is bij mij.

Mijn ziel verlustigt zich in U.
Wanneer ik deze woorden uitspreek, word ik vervuld van uw blijdschap.
Ondanks alles wat mijn hart bezwaard,
vervult U mijn ziel met vreugde.
Als nooit tevoren ben ik verwonderd, wat Gij, o Allerhoogste, in mij ziet,
in mij, een dwalend mensenkind.
Maar vanaf vandaag ken ik geen ander verlangen, dan
om dicht in de buurt van de Herder te zijn.
Ik spreek niet uit hoogmoed, o mijn God,
maar wanneer Jezus terug keert van de hemel,
wil ik horen tot de schapen die zich aan zijn rechterhand bevinden.
Dan wil ik uit zijn eigen mond de woorden horen:
Gaat in, jullie gezegenden,
en beërft het koninkrijk wat mijn Vader voor jullie bereid heeft.

Lieve Meester, ik ervaar mezelf zo dikwijls
als een eenzaam en vreesachtig mensenkind.
Ik doe een beroep op uw grote barmhartigheid
dat ik te midden van deze vuile en onreine wereld
m'n ziel in zuiverheid zal bewaren.
M'n ziel gruwt van alle onreinheid om me heen.
Als gelovige weet ik dat ik niet beter ben dan wie dan ook
maar ik vraag U om de genade om mijn ziel rein te bewaren;
mij te onttrekken van alle onzuiverheid om me heen.
Nu ik deze woorden uitspreek, ervaar ik, dat U mij aanraakt.
Gij legt uw rechterhand op mij;
het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij.
Daarom zal ik niet vrezen wat de toekomst mij zal brengen.
Met een onbezorgd hart zal ik de toekomst binnen wandelen,
veilig aan des Heeren hand.
Uw Naam zij geloofd en geprezen.