Blog
Wat wil je van me?
Door datingsite- en communitylid
WijntjeDoen
02-04-2012 23:46 | bekeken:
1437 | funked:
1 | reacties:
3
In een licht en rustig café. Zo één waar je de keukengeluiden zachtjes hoort en waar mensen voorzichtig plaatsnemen om de ambiance niet te verstoren. Een paar hoge varens hier en daar, bij wijze van kamerschermen. Het kan aan mij liggen, maar Rachmaninov? Ze vertelt over de afgelopen tijd. Over werk, familie en vrienden. Haar ogen en bewust onderdrukte lichaamstaal verraden dat ze iets anders aan het uitwerken is. En ik? Wreed als ik ben sla ik haar geboeid gade. Ik neem af en toe rustig een slok van mijn koffie, terwijl ik haar in me opneem. Wat haar zenuwachtig maakt. De eerste versprekingen, de eerste verduidelijkingen. Een paar lachjes en wat gebaren. Zo komt ze weer op haar punt terug. Alleen moet ik eerst even begrijpend glimlachen. Dat mooie meisje.
Als ik haar ogen vasthoud, lijkt haar het zweet uit te breken. Het is duidelijk lente. We hadden elkaar al een tijdje niet gezien. Toen we elkaar wel weer zagen, was dat per puur toeval. Bijna professioneel maakten we weer kennis. En ik was wederom de hoffelijkheid zelve. Het schijnt weer gewaardeerd te worden. Of misschien is het de leeftijd en de ervaring. De teleurstellingen die van een meisje langzaam een vrouw lijken te maken. Eeuwig zonde, dat jijzelf nooit degene mag zijn die haar teleurstelt. Niet de man die van haar een vrouw maakt.
Ze besluit met een zucht te vragen hoe het met mij gaat. Dat vertel ik in ongeveer drie zinnen. Ze zegt er blij om te zijn. Ik bedank haar. Maar ze kijkt me aan met beschuldigende ogen. Ik had het gesprek best wat langer gaande mogen houden. Ze weet dat ik dat kan. Ze weet ook dat ik gesprekken heel kort kan houden. Dus glimlach ik nog een keer minzaam.
Ze vraagt hoe het met de liefde is. Ik vertel dat ik haar al een tijdje niet meer gesproken heb. Ze lacht en constateert plagerig dat ik haar wel eens boos zou hebben kunnen gemaakt. Ik knik schuin met mijn hoofd en constateer dat de liefde snel gekrenkt is.
Zo neemt het gesprek een wending die iets dichter bij de kern komt, maar niet onprettig wordt. En dat is direct weer aan haar te zien. Eeuwig zonde, dat je als man nooit kan vertellen wat je allemaal ziet, omdat vrouwen zoveel met hun manier van overkomen bezig zijn. Bezig om zichzelf van een betere kant te laten zien. Een eigenschap die vrouwen bijzonder oninteressant maakt. En oud. Kun je als man in een huwelijk ooit eerlijk zijn? Allicht, het kan...
Ze vraagt of ik nog aan haar gedacht heb. Ik neem even een korte pauze. Even zien of haar blik, die nu op de voet van een kamerscherm rust weer terugkomt. Ongetwijfeld om haar gezichtsuitdrukking te verbergen. Ik vertel haar dat ik heel veel aan haar gedacht heb. Net als haar ogen de mijne weer willen opzoeken. En zo geschied een vreugdevol glimlachje, geschreven door de hoop, terwijl ze haar gezicht neerslaat. Ik zeg dat ze ook veel aan mij gedacht heeft. Dat vind ze niet lief van me, ook al is het waar. Ik mag zoiets dan wel doorhebben, maar niet zeggen. Dat weet ik ondertussen toch wel? Allicht, dat weet ik...
Ik gebaar de bediening dat ik wil afrekenen. Enigszins verbaasd leegt ze haar cappuccino en vraagt of ik weg moet. Ik schud mijn hoofd en reken af, zonder haar aan te kijken. Soms is het beter om geen uitleg te geven. Dan lopen we het café uit. Weg van Rachmaninov. Ze vraagt wat er is en ik zeg dat ik, voordat ik haar op de trein zet, nog één ding wil doen.
Zo fietsen we richting het station, waarbij ik haar vooral naar haar familie vraag. Dankbaar neemt ze het onderwerp aan en vertelt in de bekende toon, over het reilen en zeilen binnen de familie. En zonder dat ze het door heeft arriveren we in een klein parkje met een meertje. En een bankje. Terwijl ik afstap vraagt ze waar we heen gaan. Terwijl ik op haar afstap, zeg ik dat we nergens heen gaan. Terwijl ik haar hand vastpak, kijkt ze me beduusd aan. Ze weet dat we nergens meer heengaan. Ze laat zich meetrekken. Als ik ga zitten, laat ze zich naast me neertrekken op het bankje. Vanonder zeer wantrouwende wenkbrauwen kijkt ze me aan. Dan vraagt ze wat ik van plan was. Wat ik van haar wil. Ik schijn een beroemde schuine glimlach te hebben. Als ze die ziet ontsnapt haar met een zucht een lachje van herkenning. Ik trek haar naar me toe en zeg: 'Hetzelfde als jij.' Nog even kijk ik haar aan. Dan niet meer. Daar, vlakbij een meertje waar niemand is, kus ik haar nog één keer voor het eerst. Heel diep, heel dichtbij, terwijl de wind zachtjes door het jonge loof trekt. Daarna ligt ze tegen me aan. Ik vraag haar hoe laat haar trein gaat. Dat weet ze niet meer precies, ze heeft het ergens op een blaadje. Dan is het een tijdje heerlijk stil, voordat ze vraagt of ik dan wist waar ze op hoopte. Allicht, ik wist waar ik op hoopte...