KERKSCHEURING

De HERE, Zelf de goede Herder over zijn volk. Een droom.
Ik zag een hele lange sliert,
een eindeloze rij van christenen, die, als het ware,
in een lange colonne onderweg waren.
Van buitenaf werd er steeds maar in deze lange rij van
mensen geknipt, zodat het afzonderlijke segmenten werden.

Terwijl ik dit zo bleef observeren, maakte me dit onpasse-
lijk, en ik dacht: 'Dat knippen in al deze mensen, dat is
niet goed; dat is niet van God. Zo wil God dat niet'.

Een tweede droom, ongeveer gelijktijdig:

Ik zag een hele menigte van mensen bij elkaar
buiten op een vlakte.
Ik onderscheidde wel acht of tien verschillende groepen
van mensen; mensen die zich tot groepen hadden samenge-
klonterd. Bij benadering zag ik misschien wel vijfhonderd
mensen bij elkaar.
Het werd me toen duidelijk: een grote gemeente is uit
elkaar gevallen in alle afzonderlijke groepen.

De aanleiding hiertoe bleef voor me verborgen.
Maar ik kon wel konstateren: een algehele afwezigheid van
blijdschap en vrede.
Al deze mensen waren in een situatie terecht gekomen,
die misschien niemand van hen echt gewild had.
Gevoelens van frustratie en ontreddering hadden de overhand.
Zoals ik net al opmerkte: de mensen hadden zich samengeklon-
terd tot verschillende groepen. Het was een kunstmatige
situatie. Matheid en verslagenheid kenmerkten elke afzonder-
lijke groep.

Ikzelf stond ergens apart van hen.
Daarna deed ik echter wel heel erg m'n best
me bij één van de groepen aan te sluiten.
Ik probeerde kontakten te leggen en ik spitste m'n
geestelijke voelhorens, op zoek naar geestelijk gelijkgezin-
den, op zoek naar broeders en zusters die geestelijk dezelfde taal spraken als ik. Wat ik echter ook probeerde,
ik ervoer een algehele apathie onder al deze mensen.
In mijn zoeken naar kontakt was werkelijk elke vorm van
kommunikatie uitgesloten. Ik was dan ook niet in staat om
ook maar met één van hen in kontakt te komen.

En toen werd ik wakker.
Het matte gevoel, als gevolg van deze droombeelden,
in combinatie met een lichamelijk niet welbevinden,
deed me besluiten maar uit bed te gaan.
Bijna alles van wat we dromen, vergeten we - meestal - ook
weer onmiddellijk. Maar deze beelden haakten zich vast in
m'n geest.

Toen ik een uurtje later opnieuw weer probeerde de slaap
te vatten, bad ik: 'Heer, als deze droom van U is, wilt U
het me dan duidelijk maken.....'

Ik volgde toen spontaan de lijn van m'n gedachten.
Het werd me duidelijk, dat, wat ik gezien had, nog een
vervolg had.
Al luisterende, hoorde ik de stem van God, heel persoonlijk
tot mij gericht:
'Kom op een hoger plan; kom hoger op; ga naar een verheven
plaats om Mij te ontmoeten!'

Vervolgens kwam Ezechiël 34 me in gedachten, waarin God Zelf
Zich zeer persoonlijk openbaart als de Goede Herder voor
zijn volk in verstrooiïng.
'Ik zal zèlf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien;
zoals een herder naar zijn kudde omziet,
wanneer hij temidden van zijn verspreide schapen is,
zo zal Ik naar mijn schapen omzien en ze redden
uit alle plaatsen waar zij verstrooid zijn geraakt
op de dag van wolken en duisternis ........
Ik zelf zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze doen
neerliggen, luidt het woord van de Here HERE;
de verlorene zal ik zoeken en de afgedwaalde terughalen;
de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken ......
Gij toch zijt mijn schapen, de schapen die Ik weid;
gij zijt mensen en Ik ben uw God'.

Het merkwaardige was dat bijna gelijktijdig verschillende
mensen uit die verschillende groepen van gelovigen óók de
stem van God hoorden:
'Kom hoger op; ga naar een verheven plaats en Ik zal u
ontmoeten'.

Uit al die verschillende groepen maakten zich mensen los
en gaven gehoor aan de oproep van God, en ook aan hen
bevestigde de HERE zich als de Goede Herder voor zijn volk.

Later dacht ik nog aan de woorden van de Here Jezus
in Johannes 10:
'De schapen horen naar zijn stem en hij roept zijn eigen
schapen bij name en voert ze naar buiten.......
En het zal worden één kudde, één herder'.

De uitlegging eindigde met de belofte:
'Al deze mensen, die mijn roepstem hebben gehoord
én daaraan gehoorzaamden; ál deze gelovigen
zal Ik samenbundelen tot een zeer hechte eenheid'.